Nieuwe SER-akkoord
Het advies van de SER ten opzichte van werknemers is kort samen te vatten als het terugdringen van flexibele arbeidsrelaties en contracten voor onbepaalde tijd aantrekkelijker te maken. Zo zien de voorstellen onder meer op:
- meer structurele banen met onbepaalde tijd contracten;
- aanpassing van de ketenregeling;
- het inperken van uitzendwerk;
- afschaffen van oproepcontracten;
- hogere minimumlonen;
- minder ontslagen;
- tegemoetkoming wanneer ontslagen werknemers aan een nieuwe baan worden geholpen.
In het advies blijven de rechten van werknemers, zoals de ontslagbescherming en loondoorbetaling bij ziekte, in stand.
Ten opzichte van de zzp’ers is bij werknemers sprake van minder flexibele inzet, hogere belastingen, verplicht verzekerd voor arbeidsongeschiktheid en een pensioen. Én daarbovenop, onder de € 30 a € 35 per uur ben je, behoudens tegenbewijs, geen zzp’er. Ondanks het feit dat dit mogelijk op Europees vlak tot problemen kan leiden.
Het klinkt als een wensenlijstje van de vakbeweging, maar dit is een akkoord van de vakbonden én werkgeversorganisaties.
Oude wijn in nieuwe zakken?
De uitspraken in dit advies zijn niet persé vernieuwend te noemen. Over de jaren heen hebben verschillende groepen, waaronder de vakbonden, vaker geroepen dat de lonen omhoog moesten en dat de flexibele schil te flexibel was geworden. Herinnert u zich het rapport van de commissie Borstlap van vorig jaar nog?
Het nieuwe zit hem niet zo zeer in wat er wordt geschreven, maar door wie. Het zijn de werkgevers en hun bonden die nu dit mede onderschrijven. Is dit dan het einde van de zzp’er en de uitzendbranche?
Nee, de zzp’er blijft ook in het advies van de SER gewoon bestaan. Het wordt alleen een heel stuk moeilijker. Bijvoorbeeld door de fiscale faciliteiten in te perken en de zzp’er te confronteren met hoge(re) kosten als gevolg van verplichte verzekering. Daarmee stijgen de kosten voor de zzp’er en de prijzen die hij bij zijn opdrachtgever in rekening zal brengen.
Bewijs van ondernemerschap
Helaas komt de SER niet tot een manier waarop de opdrachtgever de zelfstandigheid van de zzp’er kan bewijzen. Zij komen niet verder dan de webmodule en het minimumtarief van € 30 à € 35 per uur. In een eerdere fase is ook al eens zo’n ‘ondergrens’ geprobeerd in te voeren ten aanzien van zzp’ers, maar liep dit op Europeesrechtelijk vlak vast. De SER stelt het tarief voor als een indicatie voor werknemerschap en het is daarmee aan de opdrachtgever om te bewijzen dat dit niet het geval is. Het is daarmee wezenlijk anders als de eerdere voorstellen die in Europees verband niet houdbaar waren.
De module zit op dit moment nog in de pilot-fase en het is de vraag of deze ook daadwerkelijk wordt ingevoerd. In ons volgende blog zullen we meer aandacht besteden aan de fiscale aandachtspunten en hier verder op ingaan alsmede op de modelovereenkomsten en het handhavingsmoratorium.
De praktijk aan zet
Met de huidige stand van zaken wordt het er voor de opdrachtgever en de opdrachtnemer niet duidelijker op. Alle hoop (ook in het SER-akkoord) lijkt te zijn gevestigd op de webmodule, waarvan het op dit moment nog niet duidelijk is of deze überhaupt door de pilot-fase heen komt. De onzekerheid en het mogelijk verkeerd duiden van de samenwerkingsrelatie kan voor hen een duur grapje worden. Bij handhaving kunnen naheffingen inclusief boetes en rentes worden opgelegd. De vraag die menigeen opdrachtgever en opdrachtnemer dan ook zal hebben is, hoe moeten we verder en hoe dekken we ons risico af?