Algemeen
Met de opkoop van bedrijven wil de overheid de stikstofneerslag structureel verminderen. Het doel is om ‘duurzaam herstel van de natuur’ mogelijk te maken. Daarnaast kan een deel van de vrijgekomen stikstofruimte ingezet worden om PAS-melders te legaliseren.
Doelgroep
De subsidie is bedoeld voor bedrijven, die een bepaalde stikstofdepositie hebben, maar niet aan de Lbv of Lbv-plus mee konden doen. Het gaan om bedrijven die één of meer locaties hebben met tenminste één van de volgende diersoorten:
- Vleeskalveren (cat. 112, 115, 116, 117 en 122). Alleen voor bedrijven die geen ‘piekbelaster’ zijn.
- Fokstieren (cat. 104).
- Zoogkoeien (cat. 120).
- Geiten (cat. 600, 601 en 602).
- Konijnen (cat. 900 en 901).
- Vleeseenden (cat. 801, 802 en 803).
Een bedrijf met meerdere locaties kan per locatie beslissen of aan de opkoopregeling wordt deelgenomen.
Minimale ‘stikstofvracht’
De stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden (stikstofvracht) moet tenminste voldoen aan één van onderstaande voorwaarden:
- De stikstofvracht bedraagt minimaal de drempelwaarde, vermeld in bijlage 1 van de subsidieregeling Lbv-kleinere sectoren, op tenminste één overbelast Natura 2000-gebied.
- De totale stikstofvracht op overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden bedraagt minimaal 2.500 mol per jaar (‘piekbelaster’).
In beide situaties wordt gerekend met de stikstofdepositie tot 25 km vanaf de locatie.
‘Piekbelaster’ vleeskalveren
Een bedrijf met vleeskalveren, dat aan de voorwaarden van ‘2.500 mol’ voldoet, kan niet aan deze regeling deelnemen. Dit bedrijf kan deelnemen aan Lbv-plus.
Hoogte van de subsidie
Bedrijven die deelnemen kunnen subsidie krijgen voor het waardeverlies van de productiecapaciteit. Daarnaast kunnen bedrijven die voldoen aan de voorwaarde van ‘2.500 mol’ in aanmerking komen voor een subsidie voor de sloopkosten.
Waardeverlies productiecapaciteit
Onder de productiecapaciteit vallen dierenverblijven (stallen), mest- en voeropslagen. De stallen moeten in gebruik zijn voor het houden vleeskalveren, fokstieren, zoogkoeien, geiten, konijnen en/of vleeseenden.
De stal moet tenminste vijf jaar onafgebroken, op een gangbare wijze, in gebruik zijn geweest.
Gecorrigeerde vervangingswaarde
Het waardeverlies van de productiecapaciteit wordt bepaald op basis van een vastgestelde vergoeding per m2 stal (buitenmaat, excl. uitloop). De hoogte van deze vergoeding hangt af van de leeftijd van de stal (in jaren en maanden). De vergoedingen per diercategorie staan vermeld in bijlage 3 van de subsidieregeling Lbv-kleinere sectoren.
Leeftijd stal
De leeftijd van de stal (de romp) wordt bepaald op basis van de datum dat de stal in gebruik is genomen en het moment dat de veehouderijactiviteiten zijn beëindigd. Van beëindiging is sprake als de dieren en de mest zijn afgevoerd.
Subsidie 100% of 120% van de gecorrigeerde vervangingswaarde
De subsidie bedraagt een percentage van de vergoedingen die vermeld staan in de genoemde bijlage 3. Dit percentage bedraagt:
- 100% voor bedrijven waarvan de stikstofvracht, de drempelwaarde van tenminste één gebied overschrijdt en de totale stikstofvracht de ‘2.500 mol’ ligt.
- 120% voor bedrijven waarvan de totale stikstofvracht de ‘2.500 mol’ overschrijdt.
Sloopkosten
Alleen bedrijven die voldoen aan de voorwaarden voor ‘2.500 mol’ ontvangen ook subsidie voor het slopen en afvoeren van stallen, mest- en voeropslagen. Er geldt een forfaitair subsidiebedrag van € 45 per m2 stal (excl. uitloop).
Rekentool voor inschatting subsidiebedrag
RVO heeft een ‘Rekentool’ ontwikkeld, waarmee een bedrijf de hoogte van de subsidie kan berekenen (inschatten). Zie voor meer informatie de site van RVO (onderdeel ‘Subsidiebedrag inschatten’).
Voorwaarden
Voor deze subsidieregeling gelden o.a. onderstaande voorwaarden:
- De stikstofvracht (stikstofdepositie) wordt berekend met de AERIUS Check.
- De stikstofvracht van de locatie is minimaal:
- De drempelwaarde van één overbelaste Natura 2000-gebied, of
- 500 mol per jaar op alle overbelaste Natura 2000-gebieden.
In beide situaties wordt gerekend met de stikstofdepositie tot 25 km vanaf de locatie.
- De stallen, mest- en voeropslagen zijn de afgelopen 5 jaar onafgebroken in gebruik geweest. Korte periodes van leegstand binnen de reguliere bedrijfsvoering, bijvoorbeeld tussen twee rondes, is toegestaan.
- De betreffende locatie wordt ‘onomkeerbaar’ gesloten. Dit betekent o.a. dat:
- Niet langer landbouwhuisdieren op de locatie worden gehouden.
- De dierlijke meststoffen zijn verwijderd.
- Diverse meldingen/vergunningen (milieu en/of natuur) worden ingetrokken.
- Een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan (geen veehouderij meer) is ingediend en in behandeling genomen.
- De veehouder mag niet meer beginnen met het houden van dezelfde diersoort(en) op een andere locatie in de Europese Unie.
- Er zijn geen andere afspraken over het sluiten van de betreffende veehouderijlocatie. Ook is geen begin gemaakt met het sluiten van de locatie.
- Er is geen stikstofruimte beschikbaar gesteld voor ‘extern salderen’.
- De veehouder houdt zich aan de wettelijke eisen voor het houden van dieren.
- Indien het bedrijf, na beëindiging van de veehouderij op een locatie, andere activiteiten op die locatie verricht, mag de stikstofemissie niet meer bedragen dan 15% van de oorspronkelijk toegestane stikstofemissie.
AERIUS Check voor berekenen stikstikstofdepositie
Om te bepalen of het bedrijf voldoet aan één van de twee ‘stikstofvrachten’ moet het bedrijf gebruik maken van de AERIUS Check. Voor het invullen hiervan zijn o.a. de volgende gegevens nodig:
- Locatie bedrijf/stallen.
- Gemiddeld aantal dieren (alle landbouwhuisdieren) in 2021.
- Indien de situatie in 2021 niet representatief is voor het jaarlijks gemiddeld aantal dieren, kan worden uitgegaan van 2019 of 2020.
- Huisvestingssysteem volgens bijlage V en bijlage VI van de ‘Omgevingsregeling’.
De berekening met AERIUS Check moet bij de aanvraag als bijlage worden meegestuurd. RVO controleert de ingediende berekening.
Meer informatie
Zie voor een korte handleiding van AERIUS Check de site van ‘Levend Landschap’.
Aanvraag
De subsidie kan in de openstellingsperiode van 18 november t/m 20 december 2024 worden aangevraagd via mijn.rvo.nl. Voor het indienen van de aanvraag is eHerkenning niveau 3 nodig.
Bij de aanvraag moeten o.a. de volgende gegevens worden opgegeven:
- Gegevens aanvrager (o.a. KVK-nummer) en locatie.
- Het gemiddeld aantal dieren per diersoort in 2021 (of eventueel 2019 of 2020).
- Aangeven of het bedrijf beschikt over een natuurvergunning.
- Per stal:
- Datum waarop voor het eerst landbouwhuisdieren zijn gehouden.
- Oppervlakte van de stal in m2 (buitenmaten van de stal).
Bijlagen
Bij de aanvraag moeten diverse bijlagen worden ingediend. Zie hiervoor de site van RVO.
Na de aanvraag
De aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst. Hierbij geldt de datum waarop de aanvraag volledig is.
Binnen 16 weken na de aanvraag ontvangt het bedrijf een beslissing van RVO. Indien de beslissing positief is dan ontvangt het bedrijf bij de beslissing een overeenkomst. Het bedrijf krijgt zes maanden de tijd om de overeenkomst ondertekend terug te sturen. Pas dan is de keuze tot bedrijfsbeëindiging ‘definitief’.
Modelovereenkomst
Een modelovereenkomst is opgenomen in bijlage 2 van de subsidieregeling Lbv-kleinere sectoren. In de overeenkomst is o.a. opgenomen dat de veehouder:
- Stopt met het houden van landbouwhuisdieren op de locatie(s) waarvoor de veehouder subsidie ontvangt. Dit geldt ook voor andere landbouwhuisdieren dan waarvoor subsidie is ontvangen.
- Niet op een andere locatie binnen de Europese Unie dezelfde diersoorten gaat houden als op de locatie die met subsidie wordt beëindigd.
Stappen na ondertekening overeenkomst
Na het ondertekenen van de overeenkomst kan het bedrijf tweemaal een voorschot ontvangen.
Binnen 12 maanden na ondertekening moeten de veehouderijactiviteiten worden beëindigd en bepaalde ‘acties’ zijn uitgevoerd.
Binnen 28 maanden na ondertekening moeten de stallen, dierenverblijven, mestkelders en -silo’s, sleuf- en voersilo’s zijn gesloopt en afgevoerd. Zie voor meer informatie de site van RVO (onderdeel ‘Na uw aanvraag’).
Budget
Het budget bedraagt € 50 miljoen.
Persoonlijke ondersteuning via zaakbegeleider
Bedrijven die interesse hebben in deze subsidieregeling, en verwachten aan de voorwaarden te voldoen, kunnen een ‘zaakbegeleider’ inschakelen. Deze zaakbegeleider kan de veehouder ondersteunen bij de keuze om het bedrijf wel of niet te beëindigen. Ook ondersteunt de zaakbegeleider het proces na de beslissing tot bedrijfsbeëindiging. Een zaakbegeleider is een vast contactpersoon vanuit de overheid. Het raadplegen van een zaakbegeleider is vrijblijvend. Er zijn geen kosten aan verbonden. Zie voor meer informatie de site van RVO.
Meer informatie
Zie voor meer informatie:
- De subsidieregeling Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties kleinere sectoren (Lbv-kleinere sectoren).
- De site van RVO met informatie over Lbv-kleinere sectoren.